Literatuur en psychoanalyse
Paper voor Prof. Dr. P. Pelckmans
dubbelgangerverhaal:
Cosmétique de l’énnemi
Amélie Nothomb
Amélie Nothomb, Cosmétique de l'ennemi, Editions Albin Michel S.A., 2001
Inleiding
Dit dubbelgangerverhaal draait rond twee personages die uiteindelijk één blijken te zijn. Ze vertegenwoordigen elk een deel van de persoonlijkheid. Het personage Jérôme Angust vertegenwoordigt het Ego, en zijn tegenspeler Textor Texel het verdrukte Id. Vandaar mijn interpretatie van het verhaal in kader van het schema van de persoonlijkheid. Toch wordt er hier onlosmakelijk een ander thema mee verbonden. Dat van de paranoia. Jérôme wordt opgejaagd door Texel, hij wil er van af, maar raakt er niet van af, zijn id blijft hem achtervolgen. En dan is er nog een derde in het spel: de moraal. Jérôme blijft tot op het laatste moment walgen van de immorele dingen die zijn Id heeft gedaan. De immorele persoonlijkheid botst hier met wat maatschappelijk aanvaard wordt. Het verhaal reflecteert over de immoraliteit die in ieder van ons schuilt.
De opgedeelde persoonlijkheid
Het Ego, het rationele individu, het realiteitspricipe: Jérôme Angust
Jérôme representeert het rationele ik. Het Ego. Hij is een zakenman, alles lijkt vlot te zijn verlopen in zijn leven. Het enige wat misschien is tegengevallen is de dood van zijn vrouw. Toch blijkt gauw dat niet alles zo vlot verloopt, wanneer het verdrongene boven komt, en zijn leven toch niet lijkt wat het is. Hij is diegene die zijn vrouw heeft vermoord. Hij heeft dit nooit beseft en meesterlijk kunnen verdringen. Het Ego heeft het Id onderdrukt en waneer het boven komt manifesteert dit zich als een vijand.
Het Id, het niet redelijke individu, gestuurd door driften: Textor Texel
Irrationele driften die verenigd zitten in het id, bepalen het menselijk handelen. De mens wordt gezien als een wezen dat streeft naar lustbeleving. Een drift is een aangeboren drang naar bevrediging van bepaalde levensbehoeften. De Eros en de Thanatos. De psyche is speelbal van Eros (leven, lust) en Thanatos (dood, geweld). Het is Textor die de gruwelijke dingen heeft gedaan zoals verkrachting en moord. Het id (Textor) ontmoet het Ego (Jérôme). Als we iemand ontmoeten die dezelfde is, dan komen we gevaarlijk dicht tegen de dood. Het botsten tussen het id, dat al die tijd verdrongen is geweest, en het rationele ego leidt tot suïcidaal gedrag. Uiteindelijk overwint in het verhaal de doodsdrift. Jérôme wil zij Id kwijt raken en vermoord daardoor ook zichzelf.
Eerder in het verhaal waren de driften de oorzaak van de botsing. De Eros heeft er voor gezorgd dat Textor, Isabelle verkrachtte. Isabelle is het driftobject van de Eros en de Thanatos. " Cette fille, je la connaissais mieux que personne. Je l'avais violée, ce qui n'est déjà pas mal ; je l'avais assassinée, ce qui reste la meilleure méthode pour découvrir intimement quelqu'un. Mais il me manquait une pièce maîtresse du puzzle : son prénom. Cette lacune m'avait été insupportable. J'avais été, pendant dix années, dans la situation d'un lecteur obsédé par un chef-d'œuvre, par un livre clé qui aurait donné un sens à sa vie mais dont il aurait ignoré le titre. " (Textor Texel, p. )
Dit is een voorbeeld van een interessante samenhang tussen het idee van verkrachting en moord met die van de voornaam. Het lijkt alsof Jérôme de verkrachtingsscène fantaseert en haar voornaam wil vergeten, en ook niet bekend wil maken aan Textor. Er wordt een abstractie gemaakt van wat onze identiteit echt bepaald, wat ons onderscheid van anderen. Om een verkrachting aanvaardbaar te maken meten we de andere reduceren tot de staat van een object, ze los maken van de menselijkheid. De moord is de beste expressie hiervan, omdat ze bestaat uit een reductie van de andere tot de staat van het levenloze. Door een daad wordt de andere van de status van levende veranderd in die van een lijk, een onbewerkt object. Het object van de Thanatos.
Het id doet dus waar hij zin in heeft, het heeft dus de kans gekregen om zich te uiten. Uiteindelijk heeft hij haar ook vermoord. Maar het rationele Ego wil dit niet aanvaarden en de moord wordt in het diepste binnen verdrongen. Er is een psychologische censuur en dit zorgt voor een getormenteerde persoonlijkheid. Want uiteindelijk komt het verdrongen Id naar boven en zegt: "Je suis venu pour vous rendere malade" (p.30). De dubbelganger is hier de incarnatie van het id. Het is altijd verdrongen, en nu het boven komt, maakt deze het ego gek! "Vous allez me rendre fou!"(p.85)
Het Superego, de moraal, beslist over wat goed en kwaad is
Superego staat voor het dreigende normenbesef. Het is een verdedigingsmechanisme tussen het Ego en het id, het is de moraal van de maatschappelijke orde. Het is verantwoordelijk voor onze gevoelens van schuld en schaamte. Deze moraal komt vaak naar boven in Jérôme. Hij keurt de daden van Texel niet goed, hij zegt dat hij gek is: 'il y a des psy pour ça.' (p.50)
Jérôme heeft het vaak over 'de rechtvaardigheid': "Il ny a pas de justice." (p.13) Hij veroordeelt wat Textor vertelt. Hij keurt de verkrachting en de moord niet goed! (p 81): "Votre morale ne sera jamais la mienne. Vous êtes un fou furieux." Het Superego is dus de stem die beslist wat goed is, en wat kwaad.
In het boek krijgt de moraal een aparte rol: Textor heeft het over een zeer strikte cosmetica. Niet de cosmetica als in make-up maar een ander soort cosmetica namelijk: De universele moraal van de wereld. "La cosmétique, ignare, est la science de l'ordre universel, la morale suprême qui détermine le monde." (p. 90)
Textor bereikt zijn doel door Jérôme zijn inwendige vijand te laten vinden die hij zo noodgedwongen zoekt. "Vous croyez encore que je cherche à vous manipuler, quand je vous montre ce que serait votre voie naturelle, votre destin cosmétique..." Ieder van ons heeft een cosmetica die ingaat tegen de opgelegde moraal. Extreme drift naar Thanatos en Eros zijn ongehoord, maar aanwezig in ieder van ons. Iedereen is amoreel. Het is gewoon een kwestie van het naar boven laten komen van deze immorele inwendige vijand.
Verklaring:
Het komt er in het verhaal op neer dat het psychologische leven is veel breder dan wat mensen bewust ervaren. Rondom ons bewuste leven is er iets onbewusts aan de gang. Het onbewuste is een verzameling van verlangens, wensen en dromen. Dit valt zuiver freudiaans te verklaren: Een te lange onderdrukking van het onbewuste kan voor een explosie zorgen wanneer deze onderdrukte gevoelens toch aan de oppervlakte komen. Jérôme had gruwelijke dingen gedaan die hij heeft verdrongen, waardoor hij niets meer herinnerde. Het was gewoon een kwestie van tijd tot ze zouden gaan bovendrijven. Op een of andere manier zal het onderbewuste een doorgang vinden om zich te manifesteren. In het verhaal heeft dit een tragische afloop. Het conflict tussen Id en Ego is zo groot dat de explosie ontluikt in zelfdestructie. Het Ego kan blijkbaar niet leven met wat al die tijd verdrongen zat in het Id. Jérôme wil er van af, en in zijn poging om Textor, het Id te doden, doodt hij zichzelf.
Nu kan de vraag gesteld worden waarom het zover is gekomen. Waarom heeft Textor zich in de eerste plaats over gegeven aan de Eros en de Thanatos. Deze passage bied een verklaring: "Je crois en effet que mes parents ne m'ont pas aimé. Ils sont morts quand j'avais quatre ans et je ne me souviens pas d'eux. Mais ils se sont suicidés et il me semble que quand on aime son enfant, on ne se suicide pas."
In het boek wordt de ouderloze jeugd en het gebrek aan liefde naar voor geschoven als verklaring voor de getormenteerde geest. Textor's ouders hebben allebei zelfmoord gepleegd. Hij werd opgevoed door zijn grootouders. Volgens Freud is de relatie tussen kind en ouders cruciaal. Al heel vroeg werd Textor geconfronteerd met de dood. Deze dood heeft een leegte nagelaten. Hij heeft nooit een relatie met zijn moeder kunnen hebben. Melanie Klein heeft het over de duale relatie met de moeder: Een kind kan niet zonder zijn moeder, dus heeft schrik om in de steek gelaten te worden. Maar moeder is ook sterk! Dus het kind heeft ook schrik om geplet te worden door moeder. Als deze relatie positief is, in evenwicht, dan is het kind gelukkig. Jérôme/ Textor heeft geen moeder meer, dus zijn basisangst is het gevoel van verlaten te zijn; hij is verlaten door zijn ouders. Er is geen evenwichtige relatie mogelijk. Het gebrek aan een de cruciale relatie met de ouders, en de vroege confrontatie met een gruwelijke dood, hebben duidelijk hun tekens nagelaten. Daarbij komt nog de verantwoordelijkheid die hij voelt tegenover de gewenste moord op een klasgenoot. Textor was zo jaloers op een populaire klasgenoot dat hij die jongen dood wenste. Die nacht is de jongen gestorven aan een onverklaarbare hartstilstand. Hij voelt zich verantwoordelijk voor de dood, toch voelt hij zich niet zo schuldig: "J'avais honte, mais pas au point d'en souffrir (...) Mais ma conscience n'avait pas été préparé à cette situation." (p.21). Een paar jaar later verklaart Textor dit door te zeggen dat het zijn 'ennemi interieur' was. Deze is dan ook zoveel sterker dan God, en heeft gemaakt dat hij zijn geloof in God heeft verloren, maar zijn geloof in zijn inwendige vijand is versterkt. "Votre ennemi intérieur est celui qui, en un jour parfait, vous trouvera une excellente raison d'être torturé." (p.28).
Het gebrek aan de juiste opvoeding heeft op de jonge leeftijd gezorgd voor een fout in de ontwikkeling van de persoonlijkheid.
Het individu wordt geboren als Es, maar wordt na verloop van tijd, als het goed gaat, wordt het een volwassen mens met verantwoordelijkheden, besef van goed en kwaad, en het juist weten uit te drukken van menselijke idealen. De persoon moet opgroeien tot iemand wiens doen en laten niet in dienst staat van een ongeremde driftbevrediging. Dit kan alleen het resultaat zijn van een lange en vaak moeizame opvoeding. De opvoeding van de ouders is heel belangrijk. Deze moeten de activiteit van het Id, door middel van verbod en straf, inperken. Al voor het vijfde levensjaar worden deze terechtwijzingen en straffen door het kind inwendig gemaakt. Dat wil zeggen dat het kind ze gaat beleven als eisen die het aan zichzelf stelt. Zo ontstaat, aldus Freud, een nieuwe psychische instantie, het superego. Het superego is de stem in ons die zegt wat wel of niet aanvaardbaar is. Dit vertegenwoordigt ook in het latere leven (onbewust) de invloed van de ouders.
Bij Textor is er iets misgelopen in de opvoeding waardoor niet het superego, maar de driften van het Id, de overhand hebben gekregen. Het Id, als ennemi intérieur, keurt de daden zoals verkrachting en moord wel goed. De ontwikkeling van het superego is slecht gebeurd waardoor deze de onderhand heeft. En de ennemi intérieur, vrij spel krijgt.
Het Id als ennemi intérieur:
"Je crois en l'ennemi parce que, tous les jours et toutes les nuits, je le rencontre sur mon chemin. L'ennemi est celui qui, de l'intérieur, détruit ce qui en vaut la peine." (p. 28)
Textor heeft het de hele tijd over de innerlijke vijand. Niet zo lang daarna vergelijkt Jérôme zijn 'ennemi intérieur' al met Textor. "Ja," zegt hij, "Misschien zit hij niet in je maar naast je." Omdat Textor zo irritant is, en Jérôme een vermoeden heeft, maar zijn onderbewuste niet wil laten spreken. Hij wordt er gek van. Beetje bij beetje komt het besef dat Textor zijn innerlijke vijand is, zijn immorele Id.
Op het einde van het verhaal komt de ontknoping: (p.97) "Je suis toi, reprit Textor. Je suis cette partie de toi que tu ne connais pas mais te connait trop bien. Je suis la partie de toi que tu t'efforces d'ignorer (...) Mon pauvre Jérôme, tu as l'ennemi intérieur le plus encombrant du monde: moi."
Jérôme heeft al die tijd zijn Id verdrongen, nooit willen luisteren naar zijn immorele driften. Maar nu manifesteren deze zich.
"Je fais toujours ce dont j'avais envie. Je suis la partie de toi qui ne refuse rien."
Heel duidelijk gaat het hier over het Id. Het Id kan zich het onbedenkelijke, bedenkelijk maken. In zijn driften is niets onmogelijk.
p. 102: Jérôme: "Je serais le Docteur Jekyll en train de Converser avec le mister Hyde"
Jérôme heeft het begrepen. Hij is het brave, rationele Ego dat in conflict komt met het immorele id.
P. 104: "Voilà ce qui arrive, quand on muselle son ennemi intérieur trop longtemps: quand il parvient enfin à tenir le crachoir, il ne le lâche plus.’
Spijtig genoeg is het zo ver gekomen dat er geen ontsnappen meer is. Jérôme heeft zijn immorele daden zo lang en zo goed onderdrukt, dat wanneer ze nu boven komen er geen ontkomen aan is. De gedachte dat hij zijn vrouw heeft vermoord, zal hem nooit meer los laten. Maar tot op het laatste moment wil hij er tegen vechten. Er is iets in hem dat niet kan geloven dat hij het is die de gruwelijke dingen heeft gedaan. Hij kan de confrontatie met datgene wat al die tijd verdrongen was, niet aan. "C'est un cauchemar". Uit onvermogen om de stem te laten zwijgen, stoot hij zijn hoofd tegen de muur zo hard dat hij sterft. Hij kan de realiteit niet aan. Hij wil ze niet onder ogen komen.
Paranoia
Jérôme lijdt ook duidelijk aan Paranoia. Het gaat zelfs zo ver dat hij van zijn Id, een ander personage maakt, dat hem niet met rust wil laten. Zijn achtervolger is gewoon een deel van zichzelf, toch plaatst hij dit 'personage' in een ander kader. Zijn geest ontwikkelt een andere persoon met een andere nationaliteit, iemand die houdt van andere filosofen, en een andere kennis van geschiedenis heeft, maar vooral: een andere moraal. Dit personage wil hem niet loslaten. Ook al zegt hij verschillende keren om weg te gaan. Zijn eigen imaginaire creatie blijft hem achtervolgen. Het is een dubbelganger die hem als zijn eigen schaduw achtervolgt. Er is een zeer grote spanning wanneer ze in aanraking komen met elkaar. Jérôme wordt opgejaagd door zijn dubbelganger. Op het meest onmogelijke moment, wanneer hoofdpersonage met rust gelaten wil worden, zit de dubbelganger hem lastig te vallen. De paranoiapatiënt is mikpunt van bedreiging! De dubbelganger is het onbewuste die het ego achtervolgd. Jérôme probeert zijn oren toe te houden, maar toch blijft de stem van Textor hoorbaar. Het is gewoon ingebeeld, het is hij zelf die de stem is. Jérôme probeert zijn oren toe te houden, maar toch blijft de stem van Textor hoorbaar. Hij kan de stem niet lossen. Jérôme wil vrij zijn, wil niet meer achtervolgd worden door zijn id. op het einde roept hij: 'libre! libre! Maar deze vrijheid is onmogelijk. Er is geen ontsnappen aan onze eigen medeplichtigheid, deze zit in ons en kunnen we niet zomaar vernietigen. Het besef dat hij zijn eigen vrouw heeft gedood kan alleen maar uitgewist worden door zichzelf te doden. Door de stem die hem achtervolgt te stoppen.
De Goddelijke status van het Id
" Sachez qu'il est très dur de découvrir la nullité de Dieu et, pour compenser, la toute-puissance de l'ennemi intérieur. On croyait vivre avec un tyran bienveillant au-dessus de sa tête, on se rend compte qu'on vit sous la coupe d'un tyran malveillant qui est logé dans son ventre."
De inwendige vijand, het Id krijgt een Goddelijke status, een transcendente kracht als teken van de persoonlijkheid. De mens is onderworpen aan een deel van zichzelf dat een grote invloed uitoefent. Het is een soort demonische overheersing, een onderwerping aan primitieve verlangens.
Wat eigen is aan de bezetene is het ontsnappen aan de wet van het goddelijke, en zo de orde proberen te bewaren. Nothomb plaatst de inwendige vijand tegenover een goddelijke figuur: We komen binnen in het domein van de transgressie. Psychoanalytisch vlak zijn er twee zaken verboden: het verbod op verkrachting en moord, deze daden verstoren de gevestigde sociale orde. Het is dus geen toeval dat de twee thema's elkaar vinden in het verhaal. Alleen een figuur die autoriteit (God, een vader, een rechter) presenteert, maakt het een individu mogelijk zulke immorele daden te doen.
Literatuur en psychoanalyse
In het verhaal krijgt het onderbewuste een eigen rol toebedeeld, de literaire creativiteit wordt hier gebruikt om het id te laten spreken. Het Ego en het Id treden het hele verhaal in dialoog. Het is een strijd om wie overwint. De literaire dialoog wordt gebruikt als vertelvorm om het schema van de persoonlijkheid te illustreren.
Ook wordt heel letterlijk verwezen naar de psychologie en de psychoanalyse. Het was dus heel voor de hand liggend om het boek als een freudiaanse dialoog tussen ego en id te interpreteren.
Bibliografie
Amélie Nothomb, Cosmétique de l'ennemi, Editions Albin Michel S.A., 2001
P.Pelckmans, Not’as en Handouts van colleges Literatuur en psychoanalyse, 2007
T. Paulus, Slides van colleges Film en psychoanalyse, 2007
Holland, Norman Norwood, Holland's guide to psychoanalytic psychology and literature-and-psychology, New York : Oxford University Press, 1990
Website :
nl.wikipedia.org/wiki/Psychoanalyse