Miss. Bardot

woensdag, november 28, 2007

Dreaming and literature


Sigmund Freud, was already occupied with the interpretation of literature and culture. In Der Dichter und das Phantasieren (1908) en Das Unbehagen in der Kultur (1930). Freud sais there was big part of drifts (impulses) in human perception and behavoir. Because of the socialisation, the humans were forced to repress their drifts. Freud saw man as a creature in which nature and culture are bound on a conlfictual basis. He sais: "Das Ich ist nicht Herr in seinem eigenen Hause" He was fighting the common vision people had in the past of a selfconsious and self-controling creature. Freud said that there are two basical drifts, the Eros and the Thanatos. In his vision human phantasie acts like an exhaust valve: an intermediar between the unsatisfied needs and reality, between the 'principle of desire' en the 'principle of reality'. According to Freud an happy person would never phantasies. So I think thats why maybe we phantasies, or while witnessing the happiness of others it can make us happy to. In his vision the creativity of an artist and a writer kan be take as a process that is like a daydreamphantasie. It acts like a kind of defence for an unsatisfied expierienced reality. In this sense art and literature are unthinkable without a conflict. You can take them as a form of conflict control. This vision accords also on what Nietzsche said: "Wir haben die Kunstdamit wir nicht an der Wahrheit zugrunde gehen." But I think Jung had a better approach: The symbols in dreams evoque a big analogy between a dream and a novel. It offers the reader a large framework to interpretating texts.
Ideas about sleep and dreaming have always been central to man's concepts of mind and consiuousness. Thinking about sleep has followd two lines. One characterizes sleep as an analog of death during which mental function ceases-Hesiod called sleep " the brother of death". The other view holds that sleep, like wakefulness, is a special form of mental activity. Like Shakespeare's Hamlet, many have viewed sleeping and dreaming less as a suspension of life than as a chance to dream, a chance to engage in a special form of mental activity. In 1900 Freud significally expand the latter view. In the 'traumdeuting' (The interpretations of dreams) he proposed that dreaming might represent an unique avenu by which unconsious motivation could be explored. When waking consiousness is periodically interrupted by sleep, he argued, mental activity is not simply lead to rest; rather, the mental experience of waking is replaced with the even more intense mental experience of dreaming. Freud also sais that, by associating your dreams further, your repressed wish can be reconstructed. Thats why in lireatature you can find many examples of dream scenes.
Liteature is a collective dream: and people find it really interesting.

(What Derrida is saying about speaking in dreams in Papier Machine is also interesting.
Papier machine comes from a dream of Benjamin's in which he declares: "It was about changing a poem into a fichu (some kind of head scarf)"). The idea here is that speaking from the dream isn't damaging, it expands the idea of enlightenment but doesn't (as in Benjamin's fantasy) threaten or destroy it. The possibility of speaking lucidly from within the dream is raised by the fact that its complement happens all the time - we know we commonly sleep while we are awake, sometimes for a lifetime.)

donderdag, augustus 16, 2007

Envois

Tu, macusses toujours de "délirer"
et tu sais bien ce que ça veut dire, hélas, dans notre code
jamais
je n'ai tant déliré

je perds la voix à t'appeler, parle-moi, dis-moi
la vérité


(Derrida 1980: 22)

maandag, augustus 06, 2007

Een dag in Augustus

De laatste tijd heb ik zo een beetje overal en nergens gewoond. Deze maand heb ik een kamer in Wilrijk, naast het kerkhof waar mijn grootmoeder vorig jaar werd begraven. Ik had even nood aan rust en stilte. De doden als buren hebben, was dus de ideale oplossing. Ook de studentenkamers liggen er tijdens de zomer vreedzaam bij. Toch is er ook leven in de buurt. Als ik door de raam kijk zie ik een nestje in de aangrenzende boom. Dit nestje wordt bewoond door een koppel tortelduifjes en hun kleine jong dat tsjilpt om eten. Als de stilte net iets te benouwd wordt, dan nemen deze duifjes de eenzaamheid weg.

Op wandelafstand is het moeilijk om een bakker en beehouwer te vinden, laat staan een kruidenier. Gelukkig rijdt de Lijn tot in de eenzaamste straatjes, en kan ik met de bus naar de GB. In de GB waar ik ga, werkt een Congolees meisje bij de kaas-, en fijnevleeswaren toog. Bij haar bestel ik dan drie sneetjes Brugse belegen, en honderd gram Antwerpse ringworst.

(Dit doet me er aan denken: Vorige week was ik nog in Brussel. Ik en Flip hadden besloten om een dag vakantie te nemen. We kochten een videocamera van Sony, gingen lekker uiteten en maakten filmpjes in het park. Om de dag af te sluiten wilden we een Brusselse wafel eten met alles er op en er aan. We zakten af naar toeristenbrussel (zoals wij het gebied rond de grote markt noemen.) Nergens kon je Brusselse wafels vinden, alleen maar Luikse. Hoe was het mogelijk dat je in Brussel geen echte Brusselse Wafels kon vinden? Ik moest en zou een échte Brusselse willen want die Luikse liggen te zwaar op de maag. Uiteindelijk, na lang zoeken vonden we naast manneken pis, een kraampje met Brusselse wafels. De Belgische specialteit werd er door twee Congolese meisjes gemaakt. Ik had een wafel met slagroom en stukjes banaan gekozen. Eén van de meisjes vroeg ons of er nog chocoladesaus op moest, ik knikte ja. Ze had er een klein kunstwerk van gemaakt: twee volledige bananen in nette schijfjes, twee gigantische totsen slagroom, overgoten met chocolade. Aan hetzelfde kraampje stonden ook een aantal Amerikaanse toeristen. Door hun opdringerigheid was de Congolese vergten mijn geld aan te nemen. Met een smakelijke bon apétit van de andere congolese vertrokken we. Hmm lekker. Een heerlijk samengaan van België (wafels) en Congo (bananen), mooi toch? Maar later op de avond lag er iets op mijn maag. Was het de wafel? of was het omdat we niet hadden betaald?)

Hier op de studentenkamers houden ze grote 'zomerschoonmaak', net voor het nieuwe academiejaar begint. Toen ik vanmorgen opstond zag ik een Congolees de gang poetsen. ik groette hem vriendelijk. Niet zo lang daarna besloot ik mijn afwas te doen (ik had de spullen van de avond ervoor laten staan). Toen ik de keuken binnenkwam zag ik een congolese vrouw de vloer poetsen. De man was bezig mijn afwas te doen. Ik verschoot en excuseerde me. 'Sorry, dit is mijn afwas, jij moet die niet doen. Hij lachte zijn witte tanden bloot. 'Het is niet erg, ik maak de keuken gewoon proper'. Ik had mijn bord van het ontbijt nog vast. Hij vroeg of hij het mocht hebben, dan zou hij het ineens mee afwassen. Ik weigerde, en excuseerde me nogmaals, waarop hij al lachen de vaat uit mijn handen trok, en het verder afwastte.
Rood van schaamte liep ik de keuken buiten en dacht bij mezelf: 'Ik ben toch geen Belgisch Prinsesje dat bedient moet worden door haar Congolese onderdaan'

Maar later die dag zag ik een manier om het goed te maken. En dit toen ik op de bus zat op weg naar de bibliotheek, waar ik research zou doen over het gedicht 'Visio Tondalis' van Claus. Een Congelese vrouw met een kinderwagen wilde opstappen. Zoals vaak, was ik de enige die, als er iemand met kinderwagen opstapte, mee hielp. Heel blij lachte ze naar me. De glunderende oogjes van het kleine zwarte kindje maakten mijn dag goed. Niet zoveel daarna stapte een andere Congolese dame op. Deze keer ging het om een iet wat oudere dame, met verschillende boodschapentassen. Ze nam naast me plaats. Toen ze rechtstond om uit te stappen aan haar halte, zag ik dat ze één van de boodschappentassen was vergeten. Net voor ze uitstapte riep ik nog 'madame! madame c'est a vous?' Ze draaide zich om een knikte. Ik gaf haar de boodschappentas (met nieuwe schoenen). Toen de deuren van de bus toegingen hoorde ik haar nog meerdere malen, 'merci, merci' zeggen.

maandag, juni 18, 2007

Marnie & Robin Wood: ‘You Freud, Me Hitchcock, Marnie revisited.’


Literatuur en psychoanalyse

Prof. Dr. Tom Paulus



Marnie

& Robin Wood: ‘You Freud, Me Hitchcock, Marnie revisited.’

MARNIE: A Suspenseful sex Mystery

(Hitchcock: “that is if you like to use such words”)

De film vertelt het verhaal van de onstabiele, frigide dievegge: Marnie. Een onverwerkt verleden is de oorzaak van haar psychologisch trauma. De film toont volgens Wood dan ook de analyse van een klinische mentale ziekte en de mogelijkheid tot genezing, maar Hitchcock gaat niet in detail. Toch worden haar neuroses wel uitgewerkt, en krijgt het verhaal een duidelijke psychologie die makkelijk wordt weergegeven. Het wordt misschien wel té simpel gegeven: een incident uit het verleden dat ze al die tijd had verdrongen moet terug naar de oppervlakte komen om haar zo te genezen. Maar de film gaat het zeker niet over een psychologische case study, maar over een neurotische vrouw die symbool staat voor iedereen. ‘Dit is misschien overdreven,’ zegt Wood, ‘maar Marnie representeert iets relevants voor iedereen en dat is: de grip van het verleden op het heden.’

Op de filmaffiche werd de ondertitel: ‘a suspenseful sex mystery’ meegegeven. Hitch zelf deed er ook geheimzinnig over: ‘that is if you like to use such words.’

Marnie is een getormenteerde vrouw, een mannenhaatster. De gebeurtenis uit het verleden heeft er voor gezorgd dat ze geen mannen in haar buurt kan verdragen. Doorheen haar opvoeding heeft ze van haar moeder de verkeerde signalen gekregen. De houding van de moeder tegenover mannen is diegene die ze heeft tegenover de vader van Marnie die haar verliet toen ze zwanger was. Een mooi freudiaans plaatje is dus het feit dat Marnie nooit een vaderfiguur heeft gekend. De moeder leeft dan weer met schuldgevoelens en gebruikt het kind op wie ze past als substituut voor Marnie, om wat ze verkeerd deed bij Marnie goed te maken. Freud beschrijft de oerscène: het vrijen van de ouders en het betrappen van het kind, als cruciaal in het opgroeien. De moeder onderwerpt zich dan aan de macht van de vaderfiguur. Meisjes ontwikkelen zo penisnijd en agressie tegenover de vader. Want de vader heeft een penis en het meisje niet. Dan nemen de gevoelens van nijd tegen de vader af en richten zich op de moeder. Uiteindelijk is het meisje boos op de moeder omdat zij de penis zou hebben afgenomen. Marnies confrontatie met deze oerscène is niet echt optimaal geweest. Als haar moeder een klant ontving werd ze in haar slaap verstoord en moest ze op de bank slapen. Dit terwijl ze de geluiden hoorde. De mannen deden haar moeder pijn! Al deze nare ervaringen heeft ze verdrongen, maar uiteindelijk bezwijkt ze hieraan. Ook zij wil terug naar de moederborst. Marnie heeft geen nijdgevoelens tegenover haar moeder. Het enige waar ze naar verlangt is dicht tegen haar moeder aankruipen en zich geborgen voelen. Maar telkens ze contact zoekt, duwt de moeder haar weg. Het belangrijkste voor haar was dat haar moeder van haar hield, ze was een kind dat geen liefde kreeg. En dit had ze aan mannen te danken. De volwassen Marnie probeert kost wat kost de liefde van haar moeder terug te kopen door het geld dat ze steelt, te besteden aan haar moeder in ruil voor affectie. Naast haar kleptomanie heeft ze ook een neurotische angst voor de kleur rood. De kleur rood staat voor een problematisch neurotisch perspectief. Ze reageert op de rode gladiolen: deze bloemen kunnen symbool staan voor liefde, maar ook voor vergankelijkheid. Ook onweer doet haar terugdenken aan iets dat ze zich niet herinnert. Alles was verdrongen en telkens opnieuw heeft ze die rare droom waarin het tikken van de stok, de rode vlek en onweer in terugkomen. Deze gedragingen boeien de ‘selfmade zooloog’ Mark enorm. Hij ziet het als zijn missie om te achterhalen waarom ze zulke neuroses heeft en wil haar dan ook genezen. Hij wil weten waarom ze niet met hem wil vrijen. Het achterhalen van de waarheid is dan ook het ‘sex mystery’.

Film en psychoanalyse

In de klassieke Hollywoodfilm is het de bedoeling dat we opgaan in het narratief, dat we ons verliezen in het verhaal ter ontspanning. We identificeren ons met een beeld om het gevoel van volheid te bekomen. Het filmscherm wordt als spiegel gezien zodat we terug naar de freudiaanse spiegelfase kunnen gaan en zo naar de orale fase en de moederborst.

Oudart heeft het met zijn suture over de wisselende relatie tussen natuurlijk en onnatuurlijk. Als je eerst naar een scène kijkt dan is deze natuurlijk, maar stilaan besef je dat het beeld dat je ziet niet door jezelf is gemaakt. Dit is de ontrafeling van de imaginaire eenheid die de Hollywood film wil bekomen. Met suture wordt het besef van, ‘dit is artificieel,’ dichtgenaaid. Dit wordt in de grammatica gedaan door het gebruik van eyeline matches en shot-reverse-shots. Zo geeft de film een mogelijkheid tot identificatie. Deze mogelijkheid tot identificatie wordt door Hitchcock gedeconstrueerd.

Hitch gebruikt geen suturing, hij wil de film deconstrueren door er een scopofiele dimensie te geven. We kijken vanuit een voyeuristische positie naar een ander. We beseffen dat er een verborgen spreker is: Hitch doet zelf mee, hij is de filmmaker die letterlijk de aandacht op zichzelf trekt. De toeschouwer krijgt voyeuristische positie. Dit duidt op een onbewuste verdrongen inhoud. We zien dat het maar een constructie is. In de beelden sijpelt die onbewuste inhoud stilletjes door. Er is dus meer aan de hand. Het is niet de inhoud, maar de vorm die primeert. Het droomwerk wordt doorgedreven. We wantrouwen de film, de film is verdacht. Dus de film is geen droom, maar artificieel én gemaakt. De droomwereld wordt gedeconstrueerd. Er is geen totale identificatie mogelijk en de toeschouwer wordt duidelijk gemaakt dat hij een voyeuristische positie heeft. Je kan een film nooit volledig decoderen. Je leest het beeld als een tekst, er zijn dus verschillende interpretaties mogelijk. Film heeft een restant aan realiteit, er blijft altijd iets over wat je niet kan weten.

Psychoanalyse probeert alles te ontsluimeren, ze wil de illusie weghalen, de motivatie van de personages achterhalen op psychologisch vlak. Maar je kan nooit echt het restant aan werkelijkheid decoderen. Er is een meerduiding van het beeld. Net zoals bij het impressionistische fotogenie. Ik denk dat dit ook heel duidelijk is op het einde van de film, wanneer Mark en Marnie samen wegrijden uit de straat van de moeder met de spelende kinderen. We weten niet of ze al dan niet genezen is. Volgens Wood is en blijft Marnie gefrustreerd en we zullen nooit de volledige waarheid achterhalen. Het geschilderde decor, en Hitch's adem die je voelt, zijn hier het beste bewijs van. We voelen zijn aanwezigheid, het artificiële van de beelden. Er is naast de droomwereld nog een stukje realiteit over. Er blijft iets unheimlichs over. Volgens Freud wordt iets unheimlich als de grens tussen werkelijkheid en fantasie vervaagd. Het unheimliche is niet angstaanjagend omdat het vreemd en onbekend is, maar omdat het juist op een bizarre wijze aan ons verwant is. We kunnen ons er niet zomaar van kunnen losmaken. Het is een spiegel waarin we geconfronteerd worden met onze eigen duistere kanten die we veelal zorgvuldig verdrongen hebben. Dat is pure Hitchcock: we zullen het nooit helemaal weten. Daarom mogen we nooit de pure psychoanalyse op de film toepassen: want dan blijft er niets meer over, er is dan komaf gemaakt met het mysterie er is geen creativiteit en persoonlijkheid meer. We moeten ruimte geven aan de poëtica van de film. We moeten beseffen dat er een poëtische ondergrond blijft die je zelf niet kan verklaren. De beelden in Hitch's films zijn vaak prachtig esthetisch waardoor ze een eindeloze geladenheid meekrijgen, wat ons weeral op de onverklaarbare lagen wil drukken.

Langs de andere kant zegt Wood dat er toch een mogelijkheid is om ons te identificeren met Marnie, omdat ze in al haar gedrevenheid ook wel symbool zou kunnen staan voor ieder van ons. Niet dat wij een zeeman met een pook hebben vermoord, maar dat iedereen wel eens iets uit het verleden heeft dat je zou kunnen achtervolgen. Volgens Studlar is iedereen polymorf pervers, we kunnen ons verplaatsen in de andere sekse. Iedereen kan tot op een zekere hoogte identificeren met Marnie. Dit hangt ook wel samen met de voyeuristische positie waar Hitch de toeschouwer in plaatst. Scopofilie is pervers: we vinden het aangenaam ons te identificeren met lijdende Marnie, ook al kennen we de echte realiteit van het personage niet voor honderd procent.

Filmische weergave van de neuroses

Volgens Wood is Marnie een voorbeeld van Pure Cinema: het is mooi hoe Hitch de details perfectioneert, ook al lijkt het soms kunstmatig. Hitch kende alle fobieën en kon ze meesterlijk in beeld brengen. Dit wordt in de film zeer mooi weergegeven door het teruggrijpen naar het bloed. De kleur rood wordt prachtig gevisualiseerd. Het komt terug in de bloemen, of tijdens het jagen. Hij gebruikt de Zoomlens en de rode waas tijdens de bloedsymboliek. Deze staat voor de spanningen die Marnie voelt. Het speelt op de momenten wanneer het verdrongene in het onderbewustzijn de overhand dreigt te nemen. Er zit heel veel achter, zodat op deze momenten het publiek zich nauw betrokken voelt bij het beeld. De kwaliteit van het beeld is belangrijk, de effecten die hij ermee bereikt de natuur, de waarde, de intensiteit en complexiteit van de beelden zijn belangrijk. Er ging veel werk vooraf aan het shooten. Hitch wist exact hoe elk shot eruit zou zien voor hij actie riep. In Marnie laat Hitch zij virtuositeit zien; ook al is pure cinema, een artificiële manier van film maken we verliezen nooit onze emotionele betrokkenheid.

Er zit ook Symboliek achter de slechte decors en het gebruik van de boot. Hoewel er verschillende theorieën bestaan over Hitch's keuze voor een geschilderde achtergrond van een schip, draagt, dit visuele aspect, bij tot het verstaan van Marnies psychose. Het staat voor haar eigen irrationele waan. Net zoals bij het expressionisme waar Hitch duidelijk door werd beïnvloed. Het gebruik van diffusie, artificiële stormen, de zooms als ze het geld steelt, enz.. Deze beelden dragen mee tot het schetsen van de getormenteerde Marnie.

Does mark rape Marnie?

In een interview met Evan Hunter en Jay Presson Allen wordt duidelijk wat Hitch voor ogen had. Hij heeft het zelf nooit als een verkrachtingsscène omschreven. Hunter had schrik dat Mark, na het doen van zulke daad, nooit meer als sympathieke held van het verhaal werd bekeken. Allen daarentegen begreep Hitch, het was geen echte verkrachtingsscène. Het personage van Mark was duidelijk galant en sterk genoeg, om achteraf niet gehaat te worden door de vrouwelijke toeschouwer. De verkrachting werd genuanceerd door het feit dat Mark zich niet heeft opgedrongen. Want het was Marnie die roerloos bleef staan toen hij haar kuste. Ze duwde hem niet weg. Volgens Wood ervoer Marnie het wel als verkrachting, gezien haar verleden. Dit verklaart hij freudiaans: er is een heel bewust verzet van Marnie met een onbewuste drang naar genezing die het bewuste tegenspreekt. Hij omschrijft de 'verkrachtingsscène' als Marnie die Marks daden onbewust provoceert. Ook de 'zelfmoordpogingscène' heeft die twee niveaus: op het niveau van bewustzijn gelooft Marnie dat ze zichzelf probeert te doden omwille van de kwade mannelijke seksuele daad, en de dreiging van Mark, van wie ze niet kan ontsnappen. Maar onder dit niveau ligt de onbewuste verklaring: haar poging is een schreeuw voor hulp. Ze wist dat hij haar uit het zwembad zou opvissen.

You Freud, Me Hitchcock

Wood omschrijft het ook als 'the mock-psychoanalysis sequence'. Hierin verdedigt hij de sympathie die de toeschouwer kan hebben met Mark: hij is niet dom, het is toch normaal dat hij zulke boeken gaat raadplegen over: seksuele afwijkingen bij criminelen. Zo zegt hij dat stelen pathologisch te verklaren is. Het maakt voor hem zeker een verschil als hij kan laten zien dat ze ziek is en dat ze kan genezen. Hij wil zijn gewond dier dan ook niet laten, gaan, hij wil haar helpen.

En Marnie reageert hier heel Ironisch op: “you’re crazy.” Deze scène is uiteindelijk heel belangrijk voor de film want de droom wordt voor een deel duidelijker. De nachtmerrie die ze heeft kan gelezen worden als de kracht achter Marnie's onbewuste beslissing om controle te nemen over de psychoanalytische sequentie en zichzelf dwingt tot een breakdown. Heel mooi in de scène is de omschakeling waarin Marnie de rol van analyticus op zich neemt, ze ondermijnt zijn dominantie positie door te vragen waarom hij 'a pathological fix' heeft op een vrouw die schreeuwt als hij in zijn buurt komt. Alles wordt uiteindelijk ondermijnt: het gaat ook bijna letterlijk om: doktertje spelen. Marnie: “So let's play:” waarin ze in al haar ironie toch wel geholpen wil worden.

Wood zegt dat Marnie zichzelf geneest, maar dat Mark wel noodzakelijk was. Hij zorgde voor de meeste stappen in de richting van genezing. Toch is ze niet helemaal genezen. Net zoals vele films van Hitchcock is er een open einde. Ver weg van de klassieke Hollywood traditie. Wood zegt dat ze te diep gestoord en beschadigt is, om een genezing te vinden verder dan een zeker punt. Toch wordt er volgens Wood zeker de aanzet gegeven tot een happy end. Het grote schip is verdwenen en ze rijden samen weg. Maar zoals ik hierboven al zei: je kan de realiteit nooit volledig decoderen.

Net als in Vertigo is de genezing van het trauma enkel mogelijk door het herbeleven van de destructieve gebeurtenis. Alleen is het in de film Marnie niet vanuit doodsdrift maar uit catharsis. De droom die Marnie heeft moet verklaard worden. Ze moet terug herinneren wat er in het verleden is gebeurd, dan alleen kan er zuivering plaats vinden en kan ze in het reine komen met zichzelf. De genezing ligt uiteindelijk bij zichzelf. Vandaar de spot met de psychoanalyse. In Vertigo en Psycho worden therapeuten als een soort steriele amoureuze therapeuten voorgesteld. Hitch lacht ermee: You Freud Me Jane? Hij lacht met klinische verklaringen. Enkel het herbeleven werkt therapeutisch. Er word in de film een hele tijd gespeeld met de wisselwerking van betekenissen. Is er in Freuds leer een achterliggende betekenis of niet? Hitch zet ons wel op het spoor dat er wel een achterliggende betekenis is, maar net als we dat geloven deconstrueert hij dit door bijvoorbeeld ‘the mock-psychoanalysis sequence.’ Doorheen de film worden deze kleine ironische hints gegeven. Mark: “Ik wilde Zoöloog worden.” Marnie: “Houdt dit ook mensen in?” of deze: Mark: “Had je een moeilijke jeugd?” Alle personages lijken een soort uitvergrote testcase te zijn. Lil, de schoonzus van Mark koestert dan een infantiel verlangen voor hem. Ook haar Freudiaanse opmerkingen zijn overduidelijk: “Always thought that a girls best friend is her mother,” zei ze tegen Marnie. Maar het zijn net deze psychoanalytische duidelijkheden die de ironie in zich hebben.

In het boek van Winston Graham, waar de film op werd gebaseerd, was er wel een psychiater aanwezig. Mark stuurde Marnie in therapie. Maar Hitch heeft Mark de rol van psychiater gegeven. Zo krijgt Marnie eens te meer de rol van gewond dier toebedeeld. Mark bestudeerd dierengedrag, en Marnie is een gewond dier dat overleeft op instincten zoals het stelen. In deze overlevingstocht neemt ze verschillende identiteiten en haarkleuren aan. Ook het einde in de film lijkt meer optimistisch, dan in het boek, maar dit is, Hitch kennende, waarschijnlijk maar een illusie.

(copyright: Monica C.)

Bibliografie:

Documentaire: Marnie, The Alfred Hitchcock Collection, op 'The Hitchcock Collection DVD box: 1958-1976,' Universal Pictures, 2001

Robin Wood, "You Freud, Me Hitchcock: Marnie Revisited"

Robin Wood, "Hitchcock's Films: Marnie

Freud, Sigmund. (1919). Het ‘Unheimliche’ in Sigmund Freud-Nederlandse Editie.. Amsterdam/Meppel : Boom, 1983, p. 153-196. [Oorspronkelijke titel: Das ‘Unheimliche’]

Dubbelgangerverhaal: Cosmétique de l’énnemi Amélie Nothomb

Literatuur en psychoanalyse

Paper voor Prof. Dr. P. Pelckmans


dubbelgangerverhaal:

Cosmétique de l’énnemi

Amélie Nothomb

Amélie Nothomb, Cosmétique de l'ennemi, Editions Albin Michel S.A., 2001

Inleiding

Dit dubbelgangerverhaal draait rond twee personages die uiteindelijk één blijken te zijn. Ze vertegenwoordigen elk een deel van de persoonlijkheid. Het personage Jérôme Angust vertegenwoordigt het Ego, en zijn tegenspeler Textor Texel het verdrukte Id. Vandaar mijn interpretatie van het verhaal in kader van het schema van de persoonlijkheid. Toch wordt er hier onlosmakelijk een ander thema mee verbonden. Dat van de paranoia. Jérôme wordt opgejaagd door Texel, hij wil er van af, maar raakt er niet van af, zijn id blijft hem achtervolgen. En dan is er nog een derde in het spel: de moraal. Jérôme blijft tot op het laatste moment walgen van de immorele dingen die zijn Id heeft gedaan. De immorele persoonlijkheid botst hier met wat maatschappelijk aanvaard wordt. Het verhaal reflecteert over de immoraliteit die in ieder van ons schuilt.

De opgedeelde persoonlijkheid

Het Ego, het rationele individu, het realiteitspricipe: Jérôme Angust

Jérôme representeert het rationele ik. Het Ego. Hij is een zakenman, alles lijkt vlot te zijn verlopen in zijn leven. Het enige wat misschien is tegengevallen is de dood van zijn vrouw. Toch blijkt gauw dat niet alles zo vlot verloopt, wanneer het verdrongene boven komt, en zijn leven toch niet lijkt wat het is. Hij is diegene die zijn vrouw heeft vermoord. Hij heeft dit nooit beseft en meesterlijk kunnen verdringen. Het Ego heeft het Id onderdrukt en waneer het boven komt manifesteert dit zich als een vijand.

Het Id, het niet redelijke individu, gestuurd door driften: Textor Texel

Irrationele driften die verenigd zitten in het id, bepalen het menselijk handelen. De mens wordt gezien als een wezen dat streeft naar lustbeleving. Een drift is een aangeboren drang naar bevrediging van bepaalde levensbehoeften. De Eros en de Thanatos. De psyche is speelbal van Eros (leven, lust) en Thanatos (dood, geweld). Het is Textor die de gruwelijke dingen heeft gedaan zoals verkrachting en moord. Het id (Textor) ontmoet het Ego (Jérôme). Als we iemand ontmoeten die dezelfde is, dan komen we gevaarlijk dicht tegen de dood. Het botsten tussen het id, dat al die tijd verdrongen is geweest, en het rationele ego leidt tot suïcidaal gedrag. Uiteindelijk overwint in het verhaal de doodsdrift. Jérôme wil zij Id kwijt raken en vermoord daardoor ook zichzelf.

Eerder in het verhaal waren de driften de oorzaak van de botsing. De Eros heeft er voor gezorgd dat Textor, Isabelle verkrachtte. Isabelle is het driftobject van de Eros en de Thanatos. " Cette fille, je la connaissais mieux que personne. Je l'avais violée, ce qui n'est déjà pas mal ; je l'avais assassinée, ce qui reste la meilleure méthode pour découvrir intimement quelqu'un. Mais il me manquait une pièce maîtresse du puzzle : son prénom. Cette lacune m'avait été insupportable. J'avais été, pendant dix années, dans la situation d'un lecteur obsédé par un chef-d'œuvre, par un livre clé qui aurait donné un sens à sa vie mais dont il aurait ignoré le titre. " (Textor Texel, p. )

Dit is een voorbeeld van een interessante samenhang tussen het idee van verkrachting en moord met die van de voornaam. Het lijkt alsof Jérôme de verkrachtingsscène fantaseert en haar voornaam wil vergeten, en ook niet bekend wil maken aan Textor. Er wordt een abstractie gemaakt van wat onze identiteit echt bepaald, wat ons onderscheid van anderen. Om een verkrachting aanvaardbaar te maken meten we de andere reduceren tot de staat van een object, ze los maken van de menselijkheid. De moord is de beste expressie hiervan, omdat ze bestaat uit een reductie van de andere tot de staat van het levenloze. Door een daad wordt de andere van de status van levende veranderd in die van een lijk, een onbewerkt object. Het object van de Thanatos.

Het id doet dus waar hij zin in heeft, het heeft dus de kans gekregen om zich te uiten. Uiteindelijk heeft hij haar ook vermoord. Maar het rationele Ego wil dit niet aanvaarden en de moord wordt in het diepste binnen verdrongen. Er is een psychologische censuur en dit zorgt voor een getormenteerde persoonlijkheid. Want uiteindelijk komt het verdrongen Id naar boven en zegt: "Je suis venu pour vous rendere malade" (p.30). De dubbelganger is hier de incarnatie van het id. Het is altijd verdrongen, en nu het boven komt, maakt deze het ego gek! "Vous allez me rendre fou!"(p.85)

Het Superego, de moraal, beslist over wat goed en kwaad is

Superego staat voor het dreigende normenbesef. Het is een verdedigingsmechanisme tussen het Ego en het id, het is de moraal van de maatschappelijke orde. Het is verantwoordelijk voor onze gevoelens van schuld en schaamte. Deze moraal komt vaak naar boven in Jérôme. Hij keurt de daden van Texel niet goed, hij zegt dat hij gek is: 'il y a des psy pour ça.' (p.50)

Jérôme heeft het vaak over 'de rechtvaardigheid': "Il ny a pas de justice." (p.13) Hij veroordeelt wat Textor vertelt. Hij keurt de verkrachting en de moord niet goed! (p 81): "Votre morale ne sera jamais la mienne. Vous êtes un fou furieux." Het Superego is dus de stem die beslist wat goed is, en wat kwaad.

In het boek krijgt de moraal een aparte rol: Textor heeft het over een zeer strikte cosmetica. Niet de cosmetica als in make-up maar een ander soort cosmetica namelijk: De universele moraal van de wereld. "La cosmétique, ignare, est la science de l'ordre universel, la morale suprême qui détermine le monde." (p. 90)
Textor bereikt zijn doel door Jérôme zijn inwendige vijand te laten vinden die hij zo noodgedwongen zoekt. "Vous croyez encore que je cherche à vous manipuler, quand je vous montre ce que serait votre voie naturelle, votre destin cosmétique..." Ieder van ons heeft een cosmetica die ingaat tegen de opgelegde moraal. Extreme drift naar Thanatos en Eros zijn ongehoord, maar aanwezig in ieder van ons. Iedereen is amoreel. Het is gewoon een kwestie van het naar boven laten komen van deze immorele inwendige vijand.

Verklaring:

Het komt er in het verhaal op neer dat het psychologische leven is veel breder dan wat mensen bewust ervaren. Rondom ons bewuste leven is er iets onbewusts aan de gang. Het onbewuste is een verzameling van verlangens, wensen en dromen. Dit valt zuiver freudiaans te verklaren: Een te lange onderdrukking van het onbewuste kan voor een explosie zorgen wanneer deze onderdrukte gevoelens toch aan de oppervlakte komen. Jérôme had gruwelijke dingen gedaan die hij heeft verdrongen, waardoor hij niets meer herinnerde. Het was gewoon een kwestie van tijd tot ze zouden gaan bovendrijven. Op een of andere manier zal het onderbewuste een doorgang vinden om zich te manifesteren. In het verhaal heeft dit een tragische afloop. Het conflict tussen Id en Ego is zo groot dat de explosie ontluikt in zelfdestructie. Het Ego kan blijkbaar niet leven met wat al die tijd verdrongen zat in het Id. Jérôme wil er van af, en in zijn poging om Textor, het Id te doden, doodt hij zichzelf.

Nu kan de vraag gesteld worden waarom het zover is gekomen. Waarom heeft Textor zich in de eerste plaats over gegeven aan de Eros en de Thanatos. Deze passage bied een verklaring: "Je crois en effet que mes parents ne m'ont pas aimé. Ils sont morts quand j'avais quatre ans et je ne me souviens pas d'eux. Mais ils se sont suicidés et il me semble que quand on aime son enfant, on ne se suicide pas."

In het boek wordt de ouderloze jeugd en het gebrek aan liefde naar voor geschoven als verklaring voor de getormenteerde geest. Textor's ouders hebben allebei zelfmoord gepleegd. Hij werd opgevoed door zijn grootouders. Volgens Freud is de relatie tussen kind en ouders cruciaal. Al heel vroeg werd Textor geconfronteerd met de dood. Deze dood heeft een leegte nagelaten. Hij heeft nooit een relatie met zijn moeder kunnen hebben. Melanie Klein heeft het over de duale relatie met de moeder: Een kind kan niet zonder zijn moeder, dus heeft schrik om in de steek gelaten te worden. Maar moeder is ook sterk! Dus het kind heeft ook schrik om geplet te worden door moeder. Als deze relatie positief is, in evenwicht, dan is het kind gelukkig. Jérôme/ Textor heeft geen moeder meer, dus zijn basisangst is het gevoel van verlaten te zijn; hij is verlaten door zijn ouders. Er is geen evenwichtige relatie mogelijk. Het gebrek aan een de cruciale relatie met de ouders, en de vroege confrontatie met een gruwelijke dood, hebben duidelijk hun tekens nagelaten. Daarbij komt nog de verantwoordelijkheid die hij voelt tegenover de gewenste moord op een klasgenoot. Textor was zo jaloers op een populaire klasgenoot dat hij die jongen dood wenste. Die nacht is de jongen gestorven aan een onverklaarbare hartstilstand. Hij voelt zich verantwoordelijk voor de dood, toch voelt hij zich niet zo schuldig: "J'avais honte, mais pas au point d'en souffrir (...) Mais ma conscience n'avait pas été préparé à cette situation." (p.21). Een paar jaar later verklaart Textor dit door te zeggen dat het zijn 'ennemi interieur' was. Deze is dan ook zoveel sterker dan God, en heeft gemaakt dat hij zijn geloof in God heeft verloren, maar zijn geloof in zijn inwendige vijand is versterkt. "Votre ennemi intérieur est celui qui, en un jour parfait, vous trouvera une excellente raison d'être torturé." (p.28).

Het gebrek aan de juiste opvoeding heeft op de jonge leeftijd gezorgd voor een fout in de ontwikkeling van de persoonlijkheid.

Het individu wordt geboren als Es, maar wordt na verloop van tijd, als het goed gaat, wordt het een volwassen mens met verantwoordelijkheden, besef van goed en kwaad, en het juist weten uit te drukken van menselijke idealen. De persoon moet opgroeien tot iemand wiens doen en laten niet in dienst staat van een ongeremde driftbevrediging. Dit kan alleen het resultaat zijn van een lange en vaak moeizame opvoeding. De opvoeding van de ouders is heel belangrijk. Deze moeten de activiteit van het Id, door middel van verbod en straf, inperken. Al voor het vijfde levensjaar worden deze terechtwijzingen en straffen door het kind inwendig gemaakt. Dat wil zeggen dat het kind ze gaat beleven als eisen die het aan zichzelf stelt. Zo ontstaat, aldus Freud, een nieuwe psychische instantie, het superego. Het superego is de stem in ons die zegt wat wel of niet aanvaardbaar is. Dit vertegenwoordigt ook in het latere leven (onbewust) de invloed van de ouders.

Bij Textor is er iets misgelopen in de opvoeding waardoor niet het superego, maar de driften van het Id, de overhand hebben gekregen. Het Id, als ennemi intérieur, keurt de daden zoals verkrachting en moord wel goed. De ontwikkeling van het superego is slecht gebeurd waardoor deze de onderhand heeft. En de ennemi intérieur, vrij spel krijgt.

Het Id als ennemi intérieur:

"Je crois en l'ennemi parce que, tous les jours et toutes les nuits, je le rencontre sur mon chemin. L'ennemi est celui qui, de l'intérieur, détruit ce qui en vaut la peine." (p. 28)

Textor heeft het de hele tijd over de innerlijke vijand. Niet zo lang daarna vergelijkt Jérôme zijn 'ennemi intérieur' al met Textor. "Ja," zegt hij, "Misschien zit hij niet in je maar naast je." Omdat Textor zo irritant is, en Jérôme een vermoeden heeft, maar zijn onderbewuste niet wil laten spreken. Hij wordt er gek van. Beetje bij beetje komt het besef dat Textor zijn innerlijke vijand is, zijn immorele Id.

Op het einde van het verhaal komt de ontknoping: (p.97) "Je suis toi, reprit Textor. Je suis cette partie de toi que tu ne connais pas mais te connait trop bien. Je suis la partie de toi que tu t'efforces d'ignorer (...) Mon pauvre Jérôme, tu as l'ennemi intérieur le plus encombrant du monde: moi."

Jérôme heeft al die tijd zijn Id verdrongen, nooit willen luisteren naar zijn immorele driften. Maar nu manifesteren deze zich.

"Je fais toujours ce dont j'avais envie. Je suis la partie de toi qui ne refuse rien."

Heel duidelijk gaat het hier over het Id. Het Id kan zich het onbedenkelijke, bedenkelijk maken. In zijn driften is niets onmogelijk.

p. 102: Jérôme: "Je serais le Docteur Jekyll en train de Converser avec le mister Hyde"

Jérôme heeft het begrepen. Hij is het brave, rationele Ego dat in conflict komt met het immorele id.

P. 104: "Voilà ce qui arrive, quand on muselle son ennemi intérieur trop longtemps: quand il parvient enfin à tenir le crachoir, il ne le lâche plus.’

Spijtig genoeg is het zo ver gekomen dat er geen ontsnappen meer is. Jérôme heeft zijn immorele daden zo lang en zo goed onderdrukt, dat wanneer ze nu boven komen er geen ontkomen aan is. De gedachte dat hij zijn vrouw heeft vermoord, zal hem nooit meer los laten. Maar tot op het laatste moment wil hij er tegen vechten. Er is iets in hem dat niet kan geloven dat hij het is die de gruwelijke dingen heeft gedaan. Hij kan de confrontatie met datgene wat al die tijd verdrongen was, niet aan. "C'est un cauchemar". Uit onvermogen om de stem te laten zwijgen, stoot hij zijn hoofd tegen de muur zo hard dat hij sterft. Hij kan de realiteit niet aan. Hij wil ze niet onder ogen komen.

Paranoia

Jérôme lijdt ook duidelijk aan Paranoia. Het gaat zelfs zo ver dat hij van zijn Id, een ander personage maakt, dat hem niet met rust wil laten. Zijn achtervolger is gewoon een deel van zichzelf, toch plaatst hij dit 'personage' in een ander kader. Zijn geest ontwikkelt een andere persoon met een andere nationaliteit, iemand die houdt van andere filosofen, en een andere kennis van geschiedenis heeft, maar vooral: een andere moraal. Dit personage wil hem niet loslaten. Ook al zegt hij verschillende keren om weg te gaan. Zijn eigen imaginaire creatie blijft hem achtervolgen. Het is een dubbelganger die hem als zijn eigen schaduw achtervolgt. Er is een zeer grote spanning wanneer ze in aanraking komen met elkaar. Jérôme wordt opgejaagd door zijn dubbelganger. Op het meest onmogelijke moment, wanneer hoofdpersonage met rust gelaten wil worden, zit de dubbelganger hem lastig te vallen. De paranoiapatiënt is mikpunt van bedreiging! De dubbelganger is het onbewuste die het ego achtervolgd. Jérôme probeert zijn oren toe te houden, maar toch blijft de stem van Textor hoorbaar. Het is gewoon ingebeeld, het is hij zelf die de stem is. Jérôme probeert zijn oren toe te houden, maar toch blijft de stem van Textor hoorbaar. Hij kan de stem niet lossen. Jérôme wil vrij zijn, wil niet meer achtervolgd worden door zijn id. op het einde roept hij: 'libre! libre! Maar deze vrijheid is onmogelijk. Er is geen ontsnappen aan onze eigen medeplichtigheid, deze zit in ons en kunnen we niet zomaar vernietigen. Het besef dat hij zijn eigen vrouw heeft gedood kan alleen maar uitgewist worden door zichzelf te doden. Door de stem die hem achtervolgt te stoppen.

De Goddelijke status van het Id

" Sachez qu'il est très dur de découvrir la nullité de Dieu et, pour compenser, la toute-puissance de l'ennemi intérieur. On croyait vivre avec un tyran bienveillant au-dessus de sa tête, on se rend compte qu'on vit sous la coupe d'un tyran malveillant qui est logé dans son ventre."

De inwendige vijand, het Id krijgt een Goddelijke status, een transcendente kracht als teken van de persoonlijkheid. De mens is onderworpen aan een deel van zichzelf dat een grote invloed uitoefent. Het is een soort demonische overheersing, een onderwerping aan primitieve verlangens.

Wat eigen is aan de bezetene is het ontsnappen aan de wet van het goddelijke, en zo de orde proberen te bewaren. Nothomb plaatst de inwendige vijand tegenover een goddelijke figuur: We komen binnen in het domein van de transgressie. Psychoanalytisch vlak zijn er twee zaken verboden: het verbod op verkrachting en moord, deze daden verstoren de gevestigde sociale orde. Het is dus geen toeval dat de twee thema's elkaar vinden in het verhaal. Alleen een figuur die autoriteit (God, een vader, een rechter) presenteert, maakt het een individu mogelijk zulke immorele daden te doen.

Literatuur en psychoanalyse

In het verhaal krijgt het onderbewuste een eigen rol toebedeeld, de literaire creativiteit wordt hier gebruikt om het id te laten spreken. Het Ego en het Id treden het hele verhaal in dialoog. Het is een strijd om wie overwint. De literaire dialoog wordt gebruikt als vertelvorm om het schema van de persoonlijkheid te illustreren.

Ook wordt heel letterlijk verwezen naar de psychologie en de psychoanalyse. Het was dus heel voor de hand liggend om het boek als een freudiaanse dialoog tussen ego en id te interpreteren.

Bibliografie


Amélie Nothomb, Cosmétique de l'ennemi, Editions Albin Michel S.A., 2001

P.Pelckmans, Not’as en Handouts van colleges Literatuur en psychoanalyse, 2007

T. Paulus, Slides van colleges Film en psychoanalyse, 2007

Holland, Norman Norwood, Holland's guide to psychoanalytic psychology and literature-and-psychology, New York : Oxford University Press, 1990

Website :

nl.wikipedia.org/wiki/Psychoanalyse

donderdag, juni 14, 2007


(Foto: Flipbelly: 'Wired flower')

Just a perfect day in may

Donderdag 10 mei 2007 (of de dag waarop mijn wereld een klein beetje instorte.)

Die ochtend belde ik Flip maar kreeg geen reactie. Ik liet een bericht na op zijn antwoordapparaat: "Je zal waaraschijnlijk nog slapen hé lieveke, geeft niet, ik bel je nog terug." En dat deed ik ook. Weer geen reactie. Ik belde hem wel 20 keer op. Geen antwoord. Ik voelde me misselijk en fantaseerde dat hij met een ander nog gezellig in bed lag. Heel snel wuifde ik deze jaloerse bui weg. Ondertussen was de dag al gevorderd. Hij zou nu toch al wakker moeten zijn, omdat hij weldra naar het werk moest vertrekken. Ik zat in de wagen bij Cohen, de vader van het gezin uit Schilde (waar ik als au pair werk), en vroeg hem of ik zijn gsm mocht gebruiken om eens te bellen. Misschien zou hij dan opnemen omdat het mijn nummer niet was, ondanks het feit dat ik diep van binnen geloofde ik dat hij niet zou opnemen (ik dacht weer verkeerde dingen). Na 1 keer rinkelen nam hij op. Aan de andere kant van de lijn zei Flip: "Hallo?" Ik zweeg. Nogmaals: "Hallo?". Ik slikte en zei; "ik ben het, hoe komt het dat je nu wel opneemt, ik probeer je al een hele voormiddag te bereiken." Kwaad haakte ik in. Ik reed met Cohen naar de GB, zijn echtgenote had zin in croque monsieurs met augurken voor lunch (ze was zwanger). Ik bleef in de auto zitten. Mijn gsm rinkelde. Het was Flip. Heel kwaad nam ik op en vroeg om uitleg. Stil zei hij: "ik moet je iets zeggen..."

Op deze moment wist ik dat het gevoel dat ik vanochtend had niet zo verkeerd was. Wat ik afwimpelde als een jaloerse fantasie zou harde realiteit worden. In het verleden had datzelfde gevoel me ook niet in de steek gelaten en toen heb ik, terwijl hij in het bad zat, de vuilniszak opgengetrokken en het opgerolde karton met een gebruikte condoom gevonden. Ik wist het gewoon.

"Hier is vannacht iemand blijven slapen"

Ik deed het portier open van de wagen en vroeg: "Heb jij mét iemand geslapen." Ik hapte naar lucht en kon net op tijd de bosjes tussen de wagens bereiken om over te geven. Mijn gsm viel op de grond. Ik liep de GB in met tranen in de ogen (wat moet ik er angstaanjagend verward hebben uitgezien voor de winkelende mensen.) Cohen stond aan de kassa aan te schuiven en het eerste wat ik deed was hem vastpakken en luid beginnen huilen. Hij wist, denk ik, niet goed wat doen met die huilende meid die zich tegen hem aan drukte, snakkend naar troost. De rest van de dag was gevuld met het half leeg drinken van Cohen's fles jenever en het overgeven en huilen.


Vrijdag 11 mei

Ik werd wakker in ons bed in Brussel. Ik had goede raad van iedereen in de wind geslagen en om 22:00u de IC trein naar Brussel genomen. Toen ik aankwam in Brussel Centraal had ik hem gebeld. "Dag lieveke" en ik zweeg. "Waar ben je baby?" "Aan het centraal station." "Dat van Antwerpen of van Brussel." "Euhm, dat van Brussel." "jij bent toch een kleine deugeniet". Hij kwam me tegemoet, en aan de naamsepoort omhelsden we mekaar. De handdoeken die ze gebruikt had (nadat ze een douche nam met mijn douchegel) heb ik in de was had gegooid. Ook verschoonde ik zorgvuldig de lakens. Haar truitje lag er nog tussen. Ik heb het onderaan in de vuilniszak gepropt, ik weet niet of hij dat gezien heeft. Het wissen van alle sporen werkte blijkbaar therapeutisch want voor de rest herinner ik me alleen dat we hebben gevreeën. Daarna ben ik in slaap gevallen in zijn armen. Toen ik wakker werd en terug besefte wat er aan de hand was begon ik te huilen. Ik had zoveel vragen. Wie, hoe, wat, waar en vooral waarom? Stilletjes kwamen de antwoorden, en stilletjes besefte ik dat dit alles ons leven een nieuwe wending zou geven. Toen ik in de trein op weg naar huis zat sms'de ik Woody (mijn beste vriend/medestudent) de volgende woorden: "Flip heeft de nacht doorgebracht met: Aline, 23 jaar, Kameroen. Just a perfect day." Niet zo lang daarna rinkelde de telefoon. "Ik las je berichtje net toen ik mijn gistaarsolo van The Velvet Underground was aan het instuderen voor mijn examen op de muziekschool (Het leven bestaat uit de mest bizarre toevalligheden) En dan het nieuws van je 'perfect day'. Lou Reed bedoelde dat sarkastisch." Ik zei: "net daarom." En we begrepen elkaar. Hij wist dat ik voor Philip's verjaardag een concertticket had gekocht voor Lou Reed's Berlin in Vorst Nationaal. Ik ging naar mijn grootouders in Boom. Daar moest mijn best doen om niets te laten merken, maar kreeg geen hap door mijn keel. Woody belde: "Alfred en David komen een film zien, heb je zin om ook te komen? Dan kan je je zinnen wat verzetten"

and than later a movie to and then home.

De distributie van het gijsysteem en het jijsysteem in de chattaal van Vlaamse jongens en meisjes.

Ook hier een link naar het onderzoek dat Wout Dillen, en ikzelf hebben gedaan naar:

De distributie van het gijsysteem en het jijsysteem in de chattaal van Vlaamse jongens en meisjes.

woensdag, mei 30, 2007

Opnieuw toepasselijk..

Middelnederlandsche poëzie

In de zwoele, nog zonnige avondsfeer
lees ik over amoureuse poëzie uit de middeleeuwen
Ik ruik je nachtelijke liefde nog in mijn haren
stilletjes wakkert mijn amoureuse gedachte aan
en verlang ik naar je zoete huid
Maar dan roept een hoofse ridder me tot bedaren
oeps - ik moet verder studeren

Schone slaapster in Turkijke



Foto: Flipbelly

zondag, januari 07, 2007

Nieuwjaarsliefde 01-01-07






(foto's: flipbelly: ' 2007.01.01') Posted by Picasa

dinsdag, december 19, 2006

Het Zotte geweld






Van Pompom en Wouters
Naar de eenzame beethoven die zei: "hey babe, take a walk on the wild side"
dat deed ze
net als het Zotte geweld
pose
spreken met de beelden
en dat allemaal in haar achtertuin...

zondag, oktober 01, 2006

Cheek to cheek on the first of october: Een nieuwe strart

Writer: Irving Berlin

Heaven, Im in heaven
And my heart beats so that I can hardly speak
And I seem to find the happiness I seek
When were out together dancing cheek to cheek

Heaven, Im in heaven
And the cares that hung around me through the week
Seem to vanish like a gamblers lucky streak
When were out together dancing (swinging) cheek to cheek

Oh I love to climb a mountain
And reach the highest peak
But it doesnt thrill (boot) me half as much
As dancing cheek to cheek

Oh I love to go out fishing
In a river or a creek
But I dont enjoy it half as much
As dancing cheek to cheek

(come on and) dance with me
I want my arm(s) about you
That (those) charm(s) about you
Will carry me through...

(right up) to heaven, Im in heaven
And my heart beats so that I can hardly speak
And I seem to find the happiness I seek
When were out together dancing, out together dancing (swinging)
Out together dancing cheek to cheek

(come on and) dance with me
I want my arm(s) about you
That (those) charm(s) about you
Will carry me through...

(right up) to heaven, Im in heaven
And my heart beats so that I can hardly speak
And I seem to find the happiness I seek
When were out together dancing, out together dancing (swinging)

Out together dancing cheek to cheek

vrijdag, september 01, 2006


wij - jij en ik vergezelden de stilte,
terwijl de zee haar vaste beelden sloopt
en torens, wit en driftig, in doet storten,

Want in de inslag van't onzichtbaar weefsel
van losgeslagen water, almaar zand,
steunen wij één bemaagde tederheid

(Foto: Flipbelly: 'BB aan Zee')

zondag, augustus 27, 2006

23 augustus: a day to remember (or a day to forget)


ik
Wist niets meer
zelfs niet wat de maeutiek van Socrates betekende
ik die bloedde en bloeide
verspreidde en verenigde
niet opnieuw, misschien erna
tegelijk mezelf
en mezelf in het niets
amper gebeurd, meteen ontdaan

vergankelijk en vertrouwd
als een gezegde, iets
van Heraclitus misschien

(Foto: FlipBelly: 'De Ultieme Hallucinatie')


zondag, augustus 13, 2006

Weet je nog, toen
Het verhaal ons in de boeien heeft geslaan met een kus
De titel ligt me nog op de tong,
als
jouw hart,

de schaduwzijden bladeren als ongeletterde zomerwind tussen de kaft.


Het verdriet
toepasselijk, denk ik nu

En telkens opnieuw vormde een boek, ons nieuw verhaal

Max Havelaar
'voor BB, Germaniste in spé'

op een warme oktoberdag gaf ik je in het park op een bankje,

die nieuwe Paul Auster

Mijn dag was gekomen om het verhaal een nieuwe wending te geven

Toch lag het boek er,
maanden ongelezen

het leek alsof het uit was tussen ons
als een verhaal,

alsof een ander leven er met onze epiloog was vandoor gegaan

verdrietig voelde ik me als het boek
dat ik je gaf,
leuk dat je het hebt, om naar te kijken
af en toe neem je het zelfs mee,
maar het blijft ongelezen..

Konden boeken vliegen?

Ik gooide het door het raam,
Drie verdiepingen bleef het vallen
de bladeren wapperden door de ongeletterde zomerwind
kaft kwam los

het boek leefde
voor het eerst voelden de letters de aanraking, al was het van die ongeletterde zomerwind

snel liep ik naar beneden,
raapte het op
raar,
de kaft leek onaangeroerd, nog zo goed als nieuw
maar de bladzijden
droegen één voor een het litteken
van de val

toen bestefte ik dat het goed was om eens te vallen
om terug op de grond te staan
te zien dat ons leven niet altijd een verhaal hoeft te zijn

maar vooral besefte ik,
dat je sommige boeken niet eens hoeft te lezen,
het enkel bij je hebben is voldoende
om het verhaal te kennen

ons verhaal

Pénétrer jusqu'au tréfonds de son âme: ce n'est pas nécessaire



Un homme n'a pas une seule et

même vie; il en a plusieurs mises
bout à bout, et c'est sa misère

Chateaubriand

zaterdag, augustus 05, 2006

Girls night out
















(Foto's: BB 'Shots @ Kassa 4')

vrijdag, augustus 04, 2006

INSOMNIA Part II: Brieven of 'Geschrokken werden we wakker'

Hij bewoog onrustig in de warmte die de kamer vulde. Ik lag op bed. Mijn haren waaiden met de stroom van de ventilator. Het zuchtje wind bracht enige troost in de beklemmende warmte. De hittegolf had de stad in zijn macht, het zette de mensen aan tot denken. Ook hij dacht na, misschien nog wel meer dan anders. Toen hij naast me kwam liggen en ik zijn naakte lichaam naast het mijne voelde, kreeg ik kippenvel. Een doordringend gevoel van benauwdheid overheerste mijn gewaarwording. Ik vroeg hem: “ben je gelukkig?” Getroffen door mijn inzicht keek hij me aan. “Ik weet het niet.” Na al die tijd samen voelde ik wanneer hij triest was. Ik dacht terug aan de woorden die we ooit naar elkaar schreven.

Liefste Philip,

Het is zo koud buiten, de sneeuwvlokjes vallen
en ik bedenk nu dat ik bij je had kunnen zijn, helemaal warm.

Laat ik maar niet te veel dromen, het is misschien goed dat je eventjes een beetje weggaat van elkaar.

Wat ik me al een hele tijd afvraag is of jij wel geniet van het leven? Zijn
de dingen die je drijven de moeite waard? In ons schrijven heb
ik iemand leren kennen die begripvol, oprecht en slim is, maar ook somber.

Weet niet hoe dit komt, maar had vaak het gevoel dat ik je in mijn armen wilde
nemen om je te troosten. Om je alles te doen vergeten. Ik heb dit niet kunnen
plaatsen tot je schreef dat je je in mij wilde verliezen om zo zin te geven
aan het leven. Mag ik je helpen je gedachten te verzetten, mag ik je
troosten?

Liefs,

Je meisje, Monica



Wel heel erg lieve Monica,

Of ik wel geniet van het leven? Toch wel, maar niet vanzelfsprekend.

Het leven heeft geen zin en dat is maar goed ook. Moest het leven zin

hebben, dat zou pas miserie zijn. Het is een dagelijkse uitdaging om

het leven zin te geven en de ene dag lukt dat al wat beter dan de

andere. Soms denk ik dat het gewoon een kwestie van chemie is. In

ieder geval is het een kwestie van je iets wijs te maken en het ene

moment slaag je daar iets beter in dan het andere. Vroeg of later kom

je er toch terug op uit dat het leven geen zin heeft en, zoals ik al

zei, dat is maar goed ook, anders zou het leven pas echt miserie zijn.

La vita e bella, geloof me ... maar niet.

Het verbaast me dat je bovenal het sombere, als een basso profundo,

doorheen het scherzando van mijn schrijven hoort trillen. Beide toonaarden

zijn evenwel onlosmakelijk verbonden, om redenen die ik hierboven heb

aangeduid.

Ha, maar wat een fijne gedachte, lekker in jouw armen. Natuurlijk mag

jij mij troosten, als ik jou tenminste op mijn beurt in onze

zinnelijke wentelingen mag opbeuren met mijn wentelijke zinnen.

Wel vreemd, als we elkaar de volgdende keer zien, is dat de tweede keer ...


heel lieve kus,

Philip


Nu was het alsof ik die droeve muziek opnieuw beleefde. Ik draaide me op mijn zij, keek hem aan. Streelde zacht over zijn wang en kuste hem. Mijn lippen proefden zout van de druppeltjes zweet. Hij glimlachte en nam me in zijn arm. Geborgen legde ik mijn hoofd op zijn borst. We vielen in slaap met het zachte geruis van de ventilator op de achtergrond.

Geschrokken werden we wakker door de telefoon.

zondag, juli 30, 2006

INSOMNIA Part I: Als ik slaap

Ik droom nog steeds, maar als ik wakker word
Neem jij mijn dromen

Ik heb je zien huilen, zien lachen
en keek naar je terwijl je sliep

ik ken je dromen over het verre Congo
ik ken je angsten, jij de mijne

Als ik slaap

donderdag, juli 20, 2006

To Coffee or not to coffee, that's the question





who do you choose? that's the question...
Un homme n'a pas une seule et
même vie; il en a plusieurs mises
bout à bout, et c'est sa misère
Chateaubriand

dinsdag, juli 11, 2006

Mojito BB



Toen la Bodeguita del Medio in de jaren '40 zijn deuren opende in Havana kreeg de Mojito cocktail internationale bekendheid. Ernest Hemmingway was er een dagelijkse klant en Brigitte Bardot en pablo Neruda kwamer er langs voor hun lievelingscocktail.

Niet toevallig dat deze BB, snel verkocht was toen ze haar eerste Mojito dronk in de Havana Club in Matonge.

woensdag, juni 21, 2006

De langste dag


Het begin van de zomer
nog steeds tussen de boeken
het late licht brengt me troost,
wanneer ik huil om de slotscène van Dumas' Antony:

Infâme! ... Que vois-je?... Adèle!... morte!...
Oui! morte! Elle me résistait, je l'ai assasinée

En dan de verlichte schaduw van het gezicht van Artaud,
Le théâtre de la Cruauté
wreed, vreet aan mijn geheugen

nog even volhouden, drink nog wat koffie
to coffee or not to coffee? thats the question

was het maar allemaal een midzomernachtsdroom


(foto: BB 'zicht uit raam: 21 juni')

zaterdag, juni 17, 2006

Pourquoi toujours ces larmes dans mes yeux?

Hij gaf haar een kus en noemde haar een kleine verwenner.
Jij moet goed studeren, kleinen dinges
en hij vertrok naar Barman in Bozar
Ze had nood aan koffie
'leuk feestje' ...... studeren

vrijdag, juni 16, 2006

Middelnederlandsche poëzie

In de zwoele, nog zonnige avondsfeer
lees ik over amoureuse poëzie uit de middeleeuwen
Ik ruik je nachtelijke liefde nog in mijn haren
stilletjes wakkert mijn amoureuse gedachte aan
en verlang ik naar je zoete huid
Maar dan roept een hoofse ridder me tot bedaren
oeps - ik moet verder studeren

zondag, mei 28, 2006


Nooit gedacht dat ik er niet in zou slagen te zeggen; 'ik zie je graag.'
We lagen in bed te lezen. Toen ik zei: " Lieveke" en hij vroeg: "Ja?" , bleef het stil, ik kreeg de woorden niet over mijn lippen. Ik had enkel tranen in mijn ogen en een krop in de keel. Zo verliefd was ik, dat de gedachte alleen al me diep ontroerde. Zo verliefd dat ik het niet kon zeggen. Hij zweeg en las verder. (Hij wist wel dat ik van hem hield) Het moment ging voorbij. Toch was ik gelukkig.



(foto: BB 'centre pompidou')